Herberg D’n Vrije Vogel is gevestigd in de voormalige werkschuur van Staatsbosbeheer op de Strabrechtse Heide. Deze horecagelegenheid wordt geëxploiteerd door zorggroep ‘Sterk in Werk’ en centrum voor slaap- en waakstoornissen ‘Kempenhaege’ waarvan de cliënten helpen bij het serveren in de horeca en het onderhoud van de Plaetse, Constances groententuin, de heidetuin en de insectentuin.
De openingstijden van D’n Vrije Vogel zijn:
Maandag t/m vrijdag van 10.00 uur tot 18.00 uur
Zaterdag van
Zondag van
Er zijn ook mogelijkheden om de ruimte te reserveren. Vragen wat kan.
Contact:.
Plaetse is de Brabantse benaming voor een oud Frankisch heidedorpje. Het driehoekig pleintje is de boerengebruiksruimte waar het vee werd verzameld, om daarmee als kudde naar de gemeenschappelijke Graasgronden te gaan. Een Plaetse was vaak een op zich zelf staand gehuchtje. Sommige groeiden uit tot dorpjes. De Plaetse die hier ligt is nagemaakt. Als je om je heen kijkt zie je het kenmerkende driehoekige plein met daaromheen enkele boerderijen, een karschob (schuur), de schaapskooi en hooimijt. In het midden van het plein zie je een poel. Op en rond het plein staan zomereiken en paardenkastanjes. Op de haagbeuk heggen kun je met een beetje geluk rond mei-juni de meikever vinden.
Midden op de Plaetse vind je een gegraven, ronde poel, een 'plukkumkuil' of bluskuil. Deze had vier functies: drinkplaats voor vee, bluskuil bij brand, spoelplaats van veevoer en wolwasplaats. ‘Plukkum’ komt overigens van ‘pluksel’ (uit de grond geplukt). Een plukkkumkuil werd dus oa gebruikt voor het wassen van knollen en wortelen voor het vee. De oevers van de huidige kuil zijn te steil om te dienen als drinkplaats voor vee, maar het geeft wel weer hoe zo'n kuil er ongeveer uit zag.
Op en rond een Plaetse stonden eiken en linden. Nabij het beekdal ook elzen. Deze bomen zorgden voor beschutting, voer (eikels voor de varkens, bladeren en takken van de linde als veevoer in de zomer samen nectar voor de bijen). Het elzenhout gebruikte men als geriefhout voor het repareren van schuren, stallen en voor brandhout en weipalen.
Aan de heidekant van De Plaetse vind je de schaapskooi. Als het vee 's avonds van de heide terug kwam ging het de potstal in. De mest van koeien en schapen werd vermengd met heideplaggen. Na de winter was de potstal gevuld met mest en deze werd in de lente uitgereden over de akkers.
In de stam vind je de 3 'boegbeelden' van het insectenreservaat: driehoornmestkever, veldkrekel en bijenwolf. De Strabrechtse heide is het vijfde insectenreservaat van ons land. Andere insectenreservaten zijn: De zandkuil op Texel, Libellenreservaat Wyldenmerk in Gaasterland, Libellenreservaat het Kuinderbos en de bijenkuil op Walcheren. Voor al deze reservaten is er een insectenroute in ontwikkeling www.insectenroutes.nl
Voor gezinnen met kinderen is er een speelse insectenroute en een heidecultuurroute. Koop de beide handleidingen met opdrachten bij D'n Vrije Vogel of VVV Heeze-Leende
Start bij het informatiebord en loop de tuin in. In de insectentuin staan vele verschillende soorten planten die elk aantrekkelijk zijn voor diverse soorten insecten. Behalve voedsel in de vorm van levende kruiden en struiken zijn ook dode bomen en de strooisel laag op de bodem van belang voor de huisvesting van insecten.
De tuin heeft in 2013 een facelift gehad. Er is een stuk bos gekapt en aan de tuin toegevoegd. Er zijn naast insectenmuurtjes en insectenhotels ook meer heidebiotoopjes aangebracht waardoor de tuin een meer open karakter heeft gekregen. Dit heeft zeker invloed op het aantal insecten dat de tuin bezoekt. Het onderhoud van de tuin wordt uitbesteed aan vrijwilligers die worden geholpen door de cliënten van het centrum voor slaap- en waakstoornissen ‘Kempenhaege’ en de zorggroep 'Sterk in werk'. Zij exploiteren ook D’n Vrije Vogel en met een informatieruimte.
Een belangrijk onderdeel van de insectentuin is het bijenhotel. Hier ziet u doorgesneden boomstammen met gaatjes waar veel bijen, wespen, vliegen en kevers in gaan zitten. Nu volgt een kleine quizvraag: Wat is de bedoeling van het bijenhotel?
Helemaal achter in de insectentuin vind je één van de vele heidevennen die je op Strabrecht kunt vinden. Dit ven wordt gevoed door regenwater. In maart 'klokken' hier massaal de mannetjes van de heikikker die alleen in de paartijd blauw zijn om vrouwtjes te lokken. Van midden juni tot oktober vliegt hier onder anderen de bloedrode heidelibel. Rond het ven staan zeldzame planten zoals het vleesetende plantje zonnedauw. Daarop vliegt de zonnedauwvedermot een microvlinder waarvan de vrouwtjes zich in ware doodsverachting tussen de kleverig beklierde bladeren wurmen om hun eitjes te leggen. De eitjes liggen daar natuurlijk goed beschermd tegen natuurlijke vijanden zoals sluipwespen.
Tussen de bijenstal en het wandelpad staat een muur om de honingbijen uit de stal omhoog te stuwen zodat de tuinbezoeker er geen last van ondervind. Deze leemwand is opgebouwd uit betonklinkers en leemwandjes. Het dak bestaat uit pannen die gepopt zijn met riet. Dit betekent dat de pannen op een matje van riet liggen. Het riet wordt door graafwespen en bijtjes gebruikt om in te nestelen. De pannen fungeren als afdekmateriaal en opwarmplek. Tussen de betonklinkers zijn duizenden rietjes in gemetseld die ook als nestelplek dienen.
De lemen wanden bestaan uit een geraamte van wilgentenen afgesmeerd met leem en stro. Typische soorten van de leemwand zijn de schoorsteenwesp en diverse leemwespen en ook weer bijtjes en hun parasitaire wespen zoals goud- en hongerwespen. De grauwzwarte mier steelt de prooien van de schoorsteenwespen zodra deze weer op jacht zijn.
In de insectentuin vind je een bijenstal met een aantal bijenkasten met daarin honingbijen. De honingbij is een gecultiveerde bij geïntroduceerd door de Romeinen. In de insectentuin vindt de apis melifera … zijn plek. Deze bijensoort heet de Buckfast (abdij in Engeland) Deze gekweekte bijensoort is rustiger en minder lastig voor de mens. Staatsbosbeheervrijwilliger Gijs Boelens is de imker van de honingbijen en vrijwilliger in de insectentuin. De honingbij is de bekendste bijensoort van wege het algemene voorkomen het grote nut en de enorme aantallen exemplaren. De honingbij wordt gewaardeerd door de mens vanwege de belangrijke rol als bestuiver van vele plantensoorten en fruitbomen. Daarnaast is de honingbij de belangrijkste leverancier van verschillende natuurproducten zoals honing, bijenwas, koninginnengelei en propolis, een natuurlijk materiaal waarmee de bijen hun nest afdichten.
Start ook hier bij het informatiebord en loop via de planken de tuin in. In de heidetuin kunt u op kleine schaal zien wat er in het groot op de hele heide aan plantensoorten groeit en wat er zoal aan beheermaatregelen nodig is om ze te behouden. Wanneer u de planken oploopt ziet u (juli tot oktober) links en rechts kleine blauwe klokjes tussen de begroeiing: dit plantje heet klokjesgentiaan en het wordt gebruikt door het gentiaanblauwtje om eitjes op af te zetten. Er zijn in de heidetuin ook vele soorten vlinders te zien zoals Phegeavlinder (ook wel melkdrupje genoemd), heideblauwtje, heivlinder, groentje, bont zandoogje, bruin zandoogje en boomblauwtje.
De lage struik langs de vlonder is de Gagel: haal uw handen eens over de bladeren en vruchtjes en ruik. De struik werd voor veel verschillende doeleinden gebruikt zoals leerlooien (schors) en een zachte gagel-jenever. Ook werd gagel vanaf de middeleeuwen gebruikt voor het brouwen van bier. Bovendien werd in vroegere tijden het blad gebruikt als middel bij insectenverdelging, bijvoorbeeld in de bedstee tegen bedwantsen en ander ongedierte. In Brabant is de struik dan ook nog steeds bekend als vlooienkruid.
Gagel (Myrica gale) is een bruinrood bloeiende struik. De struik bloeit rond maart en april. Gagel staat op de Nederlandse rode lijst en geeft de voorkeur aan natte, zure, venige standplaatsen. De soort is sterk achteruitgegaan door biotoopvernietiging en eutrofiëring (vermesting). De struik is veelal tweehuizig. Op een struik komen dus óf mannelijke óf vrouwelijke katjes voor. Een bijzonderheid is dat dezelfde struik van geslacht kan wisselen en in het ene jaar vrouwelijke katjes kan dragen en in het volgende jaar mannelijke katjes. Deze kunnen onderscheiden worden doordat mannelijke katjes langwerpig zijn en de vrouwelijke meer gedrongen.
Op de grondwaterpeilschaal kun je de actuele grondwaterstand aflezen. Het grondwater in de vochtige heide mag in de zomer niet lager wegzakken den 60 cm onder de grond.
Iets verder, bij de grondwaterpeilschaal, staat de vuilboom. Dit is een ideale plek voor veel insecten zoals het groentje (een vlinder), maar ook bladrollers en vele kevers. Een groot deel van het jaar biedt de vuilboom nectar aan de insecten en is zo een belangrijke voedselplant.
Op de grondwaterpeilschaal kun je de actuele grondwaterstand aflezen. Het grondwater in de vochtige heide mag in de zomer niet lager wegzakken den 60 cm onder de grond.
Links van het zandpad wordt door vrijwilligers handmatig geplagd. De bovenste laag wortels en strooisel wordt weggestoken zodat er kale grond overblijft. Veel zeldzame planten in de heide zijn pioniersplanten die juist hier kunnen ontkiemen. Plaggen was vroeger noodzakelijk werk. De boeren hadden de plaggen nodig om in de schaapskooi te leggen. Vermengd met de mest van de schapen werden de plaggen jaarlijks als noodzakelijke bemesting naar de akkers gebracht. Hoe groter de bevolking van een dorp groeide, hoe meer graan er nodig was. Een uitbreiding van het aantal akkers had daarom direct zijn weerslag op de omliggende heide. Tegenwoordig wordt meestal met een plagmachine of kraan geplagd. Vroeger deed men dat met de plagschop, zoals ook vandaag gedemonstreerd wordt door vrijwilligers van Staatsbosbeheer. Zij plaggen nog steeds de meest kwetsbare heideveldjes waar zonnedauw, moeraswolfsklauw en klokjesgentiaan in de verdrukking komen. De vorm waarin Staatsbosbeheer laat plaggen lijkt op die van een visgraat. De niet geplagde delen zijn nodig om dieren die in de heide leven van voldoende beschutting en voedsel te voorzien. De niet geplagde delen worden pas geplagd wanneer de heide op de wel geplagde delen al wat ouder is. Neem gerust een kijkje door via de gemaaide strook een stukje de hei op te lopen.
Hier heeft u een mooi uitzicht over de Strabrechtse Heide. Er staan twee soorten heide: struikhei en dophei. De struikhei is de soort die in augustus zo mooi paars bloeit. Heidegebieden bieden veel mogelijkheden voor insecten om te leven. De afwisselende structuur is belangrijk, plekken met open zand, pijpestrootje en wat verspreide bomen en struiken bieden de dieren een grotere keuze aan milieus om te zonnen of te schuilen, dan grote uniforme stukken heide.
Als er dode bomen op de heide blijven liggen schept dat ook geschikte milieus voor allerlei bijzondere dieren. Het zonnige en warme microklimaat van de heide is essentieel voor de aanwezige reptielen en insecten. De laatste decennia is door de intensivering van de landbouw de ammoniak uitstoot toegenomen. Een toename van deze stikstofverbindingen leidt tot een toename van voedingsstoffen op de van nature nutriëntarme heide met als gevolg vergrassing, met planten zoals de bochtige smele (Deschampsia flexuosa) en het pijpestrootje (Molinia caerulea).
Het beheer van heidegebieden is tegenwoordig dus sterk van de mens afhankelijk. Dit kan door middel van begrazing, waarbij bijvoorbeeld schapen ingezet worden om de grassen kort te houden. en goede hulp om de heide te onderhouden. De beste methode om de heide kort te houden is door deze periodiek te plaggen. Maar deze manier is kostbaar en wordt daarom vaak achterwege gelaten. Een andere methode is het pleksgewijs afbranden van de heide in de winter. In die periode is branden niet schadelijk, en een sprinkhaan als de kleine wrattenbijter komt alleen voor in op heideterreinen die op deze manier worden beheerd.
Op de heide komen veel kenmerkende insectensoorten voor, zoals de hoornaar roofvlieg, de bijenwolf, sluipwespen, de mierenleeuw, zandbijen, mestkevers en allerlei specifieke sprinkhanen en vlinders. Imkers komen hier om hun bijenkasten neer te zetten, maar er komen naast de honingbijen ook nog wilde bijen voor, zoals de zandbij, heideviltbij, heidezandbij, Ericabij en heidezijdebij. Een goed voorbeeld van een zeldzame soort gebonden aan de heide is de veldkrekel. Deze krekels hebben een voorkeur voor heidevelden met een afwisseling van oude en jonge heidestruiken met hier en daar wat kale plekken met zand. Deze plekken zijn de afgelopen decennia afgenomen waardoor de krekel ook langzaam verdween. De volwassen mannetjes maken voor de ingang van hun holletje een zangplaats, door hier alle sprieten en takjes weg te knagen. Ze zingen vooral in mei.
Links ziet u een omrasterd veldje dat gebruikt wordt als ziekenboeg voor schapen. Soms loopt er ook een paard in. Behalve het korte gras staan er vele distelsoorten, zoals de kale jonker en de speerdistel. Distels leveren erg veel nectar. Je kunt hier in de zomer veel vlinders op zien, waaronder soms zelfs de mooie koninginnepage. Ook de brandnetel die hier op de schapenmest groeit is een goede waardplant. Vlindersoorten als atalanta en dagpauwoog leggen er hun eitjes op.
Rond de dorpjes lagen de beste graanakkers vaak dicht bij de huizen. Staatsbosbeheer houdt deze akkers in gebruik en bewerkt ze op zo’n manier dat er ook graanstroken blijven staan evenals de bloemrijke randen die vol voedsel zitten voor insecten en die ook als overwinteringsplaats gebruikt kunnen worden. Akkers horen van oudsher bij de heide. De mest van de schapen samen met heideplaggen worden op de akker gebracht als grondverbeteraar omdat de akkers zelf te schraal zijn. Vroeger had iedere boer met 3-5 hectare akker minstens 50 hectare heide nodig om schapen op te laten grazen en plaggen te steken. Deze akker heet Dijkpolders en is al op de kadastrale kaarten van 1832 terug te vinden. Een deel van de akker is ingericht als groentetuin. Hier onderhoudt tuinierster Constance van Dijk haar biologische groentetuin. Zij wordt daarbij geholpen door cliënten van Kempenhaege. Constance verbouwt hier groenten als pastinaak, schorseneer en aardpeer. Ook vind je er 'verfplanten' zoals gele kamille, meekrap en henna. De kleurstof hiervan werd al 2000 jaar geleden gebruikt voor het verven van wol. Constance levert haar groenten o.a. aan Hostellerie van Gaelen in Heeze.
Als u nu verderop rechtsaf slaat komt u weer op de Plaetse, het beginpunt van deze route.
Rond het begin van de vorige eeuw had ons land nog maar weinig bos. De bosjes die er waren lagen vaak dicht rond de dorpjes of langs de beek. Het hout werd gebruikt als 'geriefhout'. Dit is hout dat de boeren nodig hadden om te stoken of de boerderij en stallen te repareren. Soms werden er weipalen van gemaakt. De boeren hoefden bijna geen hout te kopen, want alles groeide in de buurt. Staatsbosbeheer laat tegenwoordig alle dode bomen in het bosje staan. Hierdoor worden houtbewonende insecten bevoordeeld. Houtkevers graven gaten in het dode hout en na het uitvliegen van de pas ontpopte kever blijft de woning niet lang leeg. Meestal wordt ze snel ingenomen door een graafbij of een gewone goudwesp.
Ingang Strabrechtse Heide bord insectenreservaat