Rechts van het pad staan wat hoge dennen met grote dennenkegels. Dit zijn zeedennen. De kegels worden wel gebruikt voor kerststukjes. Zoals de naam al suggereert komen deze dennen eigenlijk niet in het binnenland voor. Deze zijn dan ook aangeplant. Links zie je een lariksbos. Dit bos is ooit aangeplant als productiebos door de baron van Geldrop. Wanneer het kaprijp is zal het worden geveld en komt er weer hei voor terug.
Parallel met de zandweg loopt een ruiterpad. Een deel van de heidestruiken hangt wat over de rand van het ruiterpad heen. Dit is bij uitstek een plekje waar de mierenleeuw, een netvleugelig insect dat wat lijkt op een libel, haar eitjes afzet. De larven leven lange tijd in de bodem en wachten daar in hun kuiltjes op een prooidier die ze met hun geweldige kaken het zand in trekken.
Dit ven ontvangt naast regenwater ook grondwater waardoor het nooit droogvalt. De reigers en eenden op het ven eten voornamelijk Amerikaanse hondsvis, een exoot die hier al jaren een voedselbron vormt voor deze vogels. Op en rond het ven vliegen veel soorten libellen waaronder de zeldzame speerwaterjuffer.
Op deze plek aan de oostzijde van het zandpad ligt op 150 meter een heuvel waar voorheen een grenspaal heeft gestaan. Er stonden twee van dit soort grenspalen op de Strabrechtse Heide. Deze grenspaal had de naam Paal Scherpenberg en de andere Paal Hoenderboom. Paal Scherpenberg is er niet meer. Wellicht heeft hier op de oude grens tussen de gemeentes Mierlo en Heeze een galg gestaan of heeft men er recht gesproken waarbij de uitgesproken doodstraf wat verderop in de heide werd uitgevoerd. Dit gebeurde vroeger vaker op de grens tussen gemeentes. Het moest boeven duidelijk maken dat er in deze gemeente niet met het recht viel te spotten.
De beheerder Staatsbosbeheer hanteert nog steeds een oude beheervorm en dat is het branden van gras en oude heide. Dit gebeurt in de nawinter wanneer de bodem nog bevroren is zodat alle levende dieren nog onder de grond zitten en de vogels nog in hun overwinteringgebieden. Het branden gebeurt kleinschalig. Nooit meer dan een halve hectare. Na het branden wordt de brandplek enige tijd intensief begraasd met schapen waarna de heide zich meestal snel hersteld.
Links van het pad begint een akker. De rand van de akker is rond midden jaren tachtig van de vorige eeuw blijven liggen en niet meer bewerkt. Hier komt langzaam de heide terug. Door het bewerken en wat bemesting met ruwe schapenmest heeft de akker een gebufferde bodem. Hierop groeien naast heide ook erg veel akkerkruiden. De heide buiten de akker is door constante belasting met zure regen en ammoniak sterk verzuurd. Alle bufferende stoffen zijn uit de bovenste bodemlaag gespoeld en niet meer bereikbaar voor plantenwortels. Hierdoor is de voedselkwaliteit van de heideplanten sterk afgenomen en niet meer geschikt voor heide-eters als kevers en rupsen. Dieren, zoals vogels, die van deze heide-eters moeten leven krijgen ook te weinig vitaminen en mineralen binnen en sterven meestal al vroeg in hun ontwikkeling. In oktober vind je er massaal de boerenwormkruidkever.
De akker aan de linkerzijde van het pad is in drieën verdeeld. Om de drie jaar wordt er graan op een van de delen geteeld. De andere twee akkerdelen blijven ‘dries’ of braak liggen. Hierdoor kunnen twee en meerjarige akkerkruiden zich ontwikkelen. Voor insecten is dit zeer interessant omdat op de akker veel soorten planten groeien.
Bekijk de Youtube video.
Het akkerviooltje is een eenjarige plant die bij het bewerken van de akker snel als akkerkruid verschijnt. Meestal groeit het in de rand van het graan maar wanneer het graan wat dun gezaaid wordt komt het overal op de akker voor. De kleine parelmoervlinder heeft het akkerviooltje als waardplant. Je vindt deze bijzondere vlinder van mei tot in september op de akker. Zij vliegt in verschillende generaties.
De Strabrechtse Heide is rijk aan kleine dennenbosjes. Deze bosjes hebben een jaarlijkse bijgroei van hout en worden van nature steeds hoger en breder. Om te voorkomen dat de heide uiteindelijk dichtgroeit wordt de noordoostzijde van een deel van deze bosjes gekapt. Aan de zuidwestzijde mag het bosje aangroeien. Zo wandelen de bosjes van noordoost naar zuidwest. Voordeel daarbij is dat de bosjes een geleidelijke overgang hebben vanuit de heide. Zo’n overgang is zeer aantrekkelijk voor insecten omdat de dichtheid aan opgroeiende bomen en de leeftijd en structuur een voor insecten aantrekkelijk microklimaat vormen.
Mijnspinnenvrouwtjes verblijven hun hele leven onder de grond. Ze kunnen wel 7 tot 9 jaar oud worden. De vrouwtjes graven een schacht tot soms wel 40 cm diep en bekleden die met spinsel. Het enige zichtbare is een stukje spinsel van ongeveer 4 cm in de vorm van een kous. Dit kousje wordt bekleed met stukjes organisch materiaal uit de directe omgeving. Hierdoor is het goed gecamoufleerd. Kleine beestjes die over het kousje klauteren worden gepakt en de schacht ingetrokken. De jongen spinnen leven een tijdje in de nestschacht. In het voorjaar lopen ze uit. De mannetjes kun je in het voor- of najaar over de bodem zien lopen, op zoek naar vrouwtjes.
Aan de linkerzijde ligt een weiland in een glooiende laagte. Dit was lang geleden een ven. Door het graven van een diepe sloot is dit ven drooggelegd. Het weiland dient nu als paardenwei. Soms staat er water in de wei. Daarin vertoeven regelmatig eenden en ganzen. Als je geluk hebt zitten er tijdens de vogeltrek in het voorjaar beflijsters in de wei.
Een grote heidebrand die woedde op vrijdag 2 juli 2010 heeft 150 ha bos en heide in de as gelegd. De struikheideplanten zijn grotendeels alweer terug.
Blauwvleugelsprinkhanen vind je in half open stuifzand en op brandplekken in de heide. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de soort het erg goed is gaan doen na de brand. De zwartgeblakerde bodem warmt snel op, wat goed is voor de eitjes. Die moeten het van de door de zon verwarmde bodem hebben om tot ontwikkeling te komen. Je kunt de blauwvleugelsprinkhaan tegenkomen vanaf eind juli tot de eerste nachtvorst in oktober.
Na de grote brand van 2010 is een deel van het verbrande gebied omgevormd van bos naar stuifzand. Humuslaag en verrijkt zand zijn daarvoor afgegraven. Met het vrijgekomen materiaal zijn enkele kunstduinen langs de snelweg A67 aangebracht. De duinen zorgen ervoor dat het zicht, fijn stof en geluid naar de hei worden gereduceerd. Staatsbosbeheer hoopt door gericht beheer dat heideplanten op de duinen gaan groeien.
Windbloeiers zoals het wilgenroosje en het exotische bezemkruiskruid hebben snel de plaats van het verbrande bos ingenomen. Zij zullen na enkele jaren plaatsmaken voor de oorspronkelijke struikheideplanten. Tot die tijd vormen ze een enorme bron van nectarplanten die vele insecten aantrekken zoals deze heideviltbij deze soort is de koekoeksbij van de heide zijdebij.
Bomen verbruiken veel water. Omdat we op de Strabrechtse Heide een structureel droogteprobleem hebben is er besloten dat na de brand een groot deel van het bos zal worden omgevormd naar stuifzand. Stuifzand heeft een enorme aantrekkingskracht op heideinsecten zoals de bijenwolf. Deze geelzwarte graafwesp heeft het gemunt op de honingbij die tijdens de hoofdbloei van de struikheide met groten getale de heidebloemen bezoeken.
Stuivend zand bevat bufferende mineralen en sporenelementen. In een steeds zuurder wordende omgeving profiteren heideplanten en grassen van deze bufferende werking. Dit heeft weer een positieve uitstraling op alle kleine heide- en graseters die vervolgens weer door vogels worden gegeten. Zo profiteert uiteindelijk de hele voedselketen.
Vliegdennen zijn een belangrijk element in stuifzand. Hoge temperaturen tot boven de 60 graden C zijn geen uitzondering. Daarom leven de meeste stuifzanddieren een nachtelijk bestaan. Bijen, wespen, vliegen en dagvlinders hebben zon en warmte nodig om te vliegen of actief te blijven. Ook voor hen kan de temperatuur te hoog oplopen. De grote vliegdennen en andere bomen in het stuifzand bieden dan uitkomst. Zij zorgen voor voedsel, ontmoetingsplaatsen maar vooral ook schaduw en koelte.
Heidespurrie is een vroegbloeiende plant. Hij vult daarmee een gat tussen de bloei van de wilgen en paardenbloemen. Vroege bijen zoals de roodharige wespbij maken hier handig gebruik van.
Links zie je een stuk gemaaide heide liggen. Dit was in 1937 voor het laatst een akker. Eerst kwam er bos dat rond 1970 weer is gekapt. Hierna kwamen langzaam heideplanten terug. Sinds een jaar of vijf wordt het stuk eenmaal per jaar gemaaid en nabeweid met de schaapskudde. Langzaam verandert het hierdoor in heischraal grasland. Veel insecten weten het korte gras te vinden. Het is een goede plek om je te verpoppen en mieren maken er hun nesten omdat de zon de bodem goed kan verwarmen. Wanneer de mieren in juni uitvliegen is de lucht boven het perceel vol met gierzwaluwen.
Deze tijdelijke akker is ingericht in 2004. Voor die tijd was het een stuk met pijpenstrootje vergraste heide. Allereerst hebben schapen er twee jaar binnen een raster gegraasd. Het gras is vervolgens door de schapen kortgegeten en er is schapenmest op gekomen. Hierna is het stuk in 2006 gefreesd en ingezaaid. Achtereenvolgens is er koolzaad en zwarte haver op geteeld. In 2010 is de akker voor het eerst braak blijven liggen (= onbewerkt). Een planteninventarisatie leverde 36 soorten akkerplanten op die op hun beurt weer erg veel insecten aantrokken, waaronder de zeldzame kommavlinder. De akker wordt nu alleen nog in het najaar en winter door schapen begraasd. In mei hoor je de zang van de veldkrekel die er massaal nestelt.
Vanaf hier kun je in 10 minuten naar de vogelhut langs het Beuven lopen.
Volg het half verharde fietspad tot aan de Beuven vogelhut (ligt in de hoek waar het fietspad naar links af buigt. Volg vervolgens het zelfde fietspad tot deze net na het ven naar links het bos in draait. Op dit kruispunt rechtsaf tot net voorbij het stuifzand. Daar linksaf het bos in slaan en met een flauwe bocht naar rechts pad blijven volgen tot aan T splitsing (Bussersdijk). Hier rechtsaf tot aan de brede waterlossing (Peelrijt). Links af waterlossing blijven volgen tot aan viersprong. Hier rechts de Kempenweg oversteken en Hoyse Straat een klein stukje aflopen tot aan het Restaurant de Hoyse Hoeve.
Ronald Buskens heeft in de 80’er jaren als ecoloog het herstelproject van het Beuven begeleid. Het Beuven is het grootste heide ven van ons land. Het was destijds sterk vervuild en een van de eerste Nederlandse vennen waar ven herstel is uitgevoerd. Van toen af aan volgde Ronald de nieuwe ontwikkelingen rond het gerestaureerde ven met bijzondere interesse. In het voorjaar van 2014 is hij op 57 jarige leeftijd aan een ernstige ziekte overleden. In gedachte zien we Ronald nog steeds met zijn blik op de bodem gericht zoekend naar bijzonderheden langs de randen van het Beuven struinen. Familie, vrienden en collega’s hebben ter na gedachtenis aan Ronald een bankje geplaatst met uitzicht op zijn geliefde Beuven.
Nachtzwaluwen zijn bij uitstek insecteneters. Het zijn typische nachtvogels waardoor je ze bijna nooit ziet. Horen kun je ze wel. Daarvoor moet je na zonsondergang op deze plek zijn. Het geluid dat de vogels maken is een aanzwellend snorrend gezang.