Je kunt hier beginnen voor een langere wandeling, zeker als je afhankelijk bent van openbaar vervoer. Heb je een auto en wil je het korter houden, dan zou je op het gratis parkeerterrein ten oosten van Eetcafé Duinlust in Dishoek kunnen parkeren.
Het eerste deel van dit pad in de kuststrook was verboden voor fietsen. Hier is dat duidelijk niet het geval.
Toen wij besloten hadden om deze route uit te stippelen, kregen wij het advies om de duinen af te lopen en op de verschillen in vegetatie te letten. Dit zou een een groot invloed hebben op de insecten. Hier zijn wij het bos ingedoken. Wat zien wij? Niet veel. Er zijn redelijk veel insecten in de onderbegroeing verborgen: rupsen, kevers, larva van (zweef)vliegen. Maar het is te donker om interessant te zijn voor vliegende insecten.
Er zijn een paar uitzonderingen: de vlinder het bonte zandoogje zoekt vaak lichte plekken in donkere bossen. De rupsen daarvan leven van grassoorten die zich in de schaduw staan. Een andere vlinder, oranjetipje, vliegt langs bosranden en is afhankelijk van planten die in de schaduw van de bomen staan, zoals look-zonder-look.
Het pad wordt lichter, dus aantrekkelijker voor insecten, maar het is nog steeds erg smal en er zijn weinig hoogteverschillen: er is weinig afwisseling tussen bomen, struiken, kruiden en grassen in de zon. Vergelijk de brede bospaden van het Kuinderbos, elders bij deze insectenroutes.
Dit bospad is echter ideaal jagtterrein van de libel de blauwe glazenmaker (Aeshna cyanea). Deze grote libel jaagt in een laag en langzame vlucht op zulke half beschaduwde plekken, solitair langs bospaden of langs bosranden. Deze glazenmaker plant zich voort als enige in beschaduwd water en jaagt het liefst in de halfschaduw van bossen.
't Groot Vroon is een mooie plek voor wilde bijen, graafwespen, vlinders en libellen. Het werd enkele jaren geleden afgeplagd tot het zand. Een sloot werd gedempt om het water op peil te houden. Twee oude poelen en een nieuwe werden gegraven.
De grote poel van het Groot Vroon. Ook hier is er kaal zand, geschikt als nestplek voor zandbijen (Andrena's) en hun koekoeksbijen. Het water is schoon genoeg voor libellen zoals de blauwe glazenmaker en de azuurwaterjuffer.
Wel is het nuttig om in het water te "wieden:" om de ergste woekeraars uit het water te halen.
Deze tweede poel met rijke vegetatie is geschikt voor de larva van de vuurjuffer, een van de vroegste soorten (v.a. april).
Tijdens onze wandeling was het ons opgevallen dat Staatsbosbeheer niet alle bermen tegelijkertijd volledig maaide. Dit heet "gefaseerd maaien." Het spaart veel insecten en geeft ze een kans om een andere, niet gemaaide, habitat vlakbij te vinden.
Beide bermen langs deze weg zijn deels gemaaid: daarnaast staan nog veel planten die erg antrekkelijk zijn voor insecten. Hier staat wikke, wat wel interessant is als nectarbron voor hommels.
De Bijenkuil zelf is verboden terrein. Er ligt teveel munitie van de tweede wereldoorlog in het zand om als natuurliefhebber hier veilig rond te lopen. Maar wij kunnen er toch iets over vertellen... en honderd meter verder op ligt het Groot Vroon, dat ook een paar eigenschappen van de Bijenkuil heeft, maar dan zonder zandhelling.
De Bijenkuil was vroeger een afgraving in de duinen bij Klein-Valkenisse. De duinen van zuidwest Walcheren zijn hoog en smal. Bij Klein-Valkenisse zijn de duinen wat breder. Een oude afgraving lag gunstig op de grens tussen duin en binnenduinbos. Deze afgraving is in 2005 ingericht tot bijen- en graafwespenreservaat.
Het inrichtingswerk was bedoeld om nestgelegenheid in het (steile) zand te bevorderen. Bomen werden gekapt, maar boomwortels mochten blijven zitten om steil zand vast te houden. Elk jaar wordt de houtopslag afgezet en de vegetatie wordt gemaaid.
De bodem is nat en er is een poel. De vegetatie van de natte bodem is zeer interessant voor bijen en graafwespen: wilg, witte klaver, rolklaver, koninginnekruid, distel en braam. Riet is ook aanwezig in de poel, maar men probeert te voorkomen dat het woekert. Anders wordt de flora erg eentonig.
Sinds 2006 gaat het bijzonder goed met populaties van sprinkhanen, zweefvliegen, vlinders, bijen en graafwespen. De blauwvleugelsprinkhaan komt in Nederland alleen in stukken met kaal of schaars begroeid zand voor: in duinen, verstuivingen, heidevelden en drogere kalkgronden. Dus ook in de Bijenkuil. De sprinkhaan is van juni tot oktober te zien en het voedsel bestaat uit planten, vooral grassoorten.
Niet ver van de bijenkuil vandaan is er een dennenbos. Vlakbij de kuil zijn dode bomen aanwezig. Dit is een goede combinatie voor de tronkebij die rechtlijnige nesten in (dood) hout maakt met tussenwanden van hars, van de naaldbomen.
Het algemene lantaarntje is ook in de Bijenkuil gevonden. Die plant zich voort in allerlei stille wateren behalve zure.
Bij de slag om Walcheren in november 1944 werden de dijken op vier plaatsen door de geallieerden gebombardeerd zodat Walcheren onder zeewater liep. Veel bossen gingen dood. Dit bos is van na die tijd.
Een manier om zo'n bos een stuk aantrekkelijker te maken voor bepaalde kevers is om een klein aantal bomen te "ringen:" een smalle strook bast om de hele boom te verwijderen zodat de boom langzaam doodgaat. Daarna wordt de boom erg aantrekkelijk voor kevers die van dood houd afhankelijk zijn.
Er liggen langs deze route veel dode iepen. Die worden voor een deel bewust niet opgeruimd. De een z'n dood, de ander z'n brood. Kevers graven gangen in het dode hout en andere insecten maken later gebruik van die kevergangen: bijvoorbeeld, de knauwende metselbij.
De Bijenkuil is eigendom van Staatsbosbeheer. Verder richting zee komen wij in de duinen, eigendom van de Waterschappen; ook dit is verboden terrein voor mensen zonder vergunning. Deze duinvallei oogt erg eentonig; er zit weinig dynamiek in, waardoor het een stuk minder interessant wordt voor insecten. Er groeit vooral gras (zonder grazers) en duindoorn. Allebei zorgen ervoor dat de bodem oninteressant blijft voor insecten die in de bodem wonen of nestelen.
Maar misschien mogen wij blij zijn dat hier weinig dynamiek in zit: als wij het gras en de duindoorn weg zouden halen, zou er zoveel erosie plaatsvinden dat de bewoners van Klein-Valkenisse natte voeten zouden kunnen krijgen.
Leden van de kaardebolfamilie zijn belangrijke nectarplanten voor bijen, vlinders en zweefvliegen.
Op het Klein Vroon worden in het voorjaar regelmatig Grote vossen gezien. Er is een kleine populatie.
Langs dit zandpad vliegt in januari en februari de Meidoornspanner. Hier leeft de Meidoornspinner geïsoleerd. Die is verder alleen in het oosten van Nederland te vinden.